Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7634

Datum uitspraak2007-05-25
Datum gepubliceerd2007-11-13
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers281794 / HA RK 07-57
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Verzoek tot wraking afgewezen. De rechter heeft een brief van verzoeker aangemerkt als antwoord op de vordering en zij heeft dat ook kunnen doen, omdat in die brief inhoudelijk op de vordering wordt ingegaan, terwijl in die brief niet om uitstel wordt verzocht. Een ter rolzitting niet onderkend verzoek tot uitstel is door de rechter later alsnog geconstateerd en zal nog worden gehonoreerd. Derhalve geen grond voor wraking.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Meervoudige kamer voor wrakingszaken Zaaknummer : 281794 Rekestnummer : HA RK 07-57 Uitspraak : 25 mei 2007 Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van: [verzoeker], wonende te [adres], verzoeker, strekkende tot wraking van [de rechter], kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de rechter). 1. Het procesverloop en de processtukken Bij de rechter is in behandeling de door de besloten vennootschap [naam vennootschap] B.V. als eiseres tegen verzoeker als gedaagde aanhangig gemaakte civielrechtelijke vordering. Deze procedure heeft als kenmerk [kenmerk]. Bij fax-bericht van 9 maart 2007 heeft verzoeker de rechter gewraakt. De wrakingskamer heeft kennis genomen van de het griffiedossier van de hiervoor genoemde procedure met kenmerk [kenmerk]. Verzoeker en de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd. De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van: - het fax-bericht van verzoeker, gedateerd 16 april 2007, met als aanhef: repliek schriftelijke reactie [de rechter] en - de schriftelijke mededeling van de rechter dat zij geen aanleiding ziet op die repliek te reageren. Ter zitting van 17 april 2007, alwaar de gedane wraking is behandeld, is verzoeker verschenen. Hij heeft zijn standpunt nader toegelicht. 2. Het verzoek en het verweer daartegen 2.1 Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven -: 2.1.1 Verzoeker heeft door middel van zijn brief van 7 november 2006 voor de zogenaamde rolzitting van 10 november 2006 vanwege zijn ziektebeeld om uitstel voor conclusie van antwoord verzocht. Dit uitstel is hem geweigerd. Zijn brief is door de rechter beschouwd als reactie op de dagvaarding van [naam vennootschap] B.V. en dat is in strijd met het beginsel van lijdelijkheid van de rechter. 2.1.2 Door de rechter is vervolgens ter zitting van 23 november 2006 bepaald dat [naam vennootschap] B.V. uiterlijk op 21 december 2006 moest reageren op de - ten onrechte als zodanig beschouwde - reactie van verzoeker. Ter zitting van 21 december 2006 is, zonder instemming van verzoeker, aan [naam vennootschap] B.V. andermaal uitstel verleend tot 18 januari 2007. Bij brief van 16 januari 2007 heeft verzoeker de rechter gevraagd vonnis te wijzen op grond van non conclusie door [naam vennootschap] B.V. Ter zitting van 18 januari 2007 is dit verzoek niet gehonoreerd en is andermaal aan [naam vennootschap] B.V. uitstel verleend, zonder toestemming van verzoeker en zonder vaststelling van een termijn van uitstel. Ter zitting van 15 februari 2007 heeft [naam vennootschap] B.V. een reactie ingediend en is bepaald dat verzoeker hierop een reactie moest indienen op 15 maart 2007. Bij akte van 11 maart 2007 heeft verzoeker - onder meer - uitstel verzocht voor het dienen van antwoord en een voorwaardelijke eis in reconventie. Ter zitting van 15 maart 2007 is deze akte - in strijd met het beginsel van lijdelijkheid van de rechter - beschouwd als schriftelijke reactie, is aan verzoeker geen uitstel verleend en is vonnis bepaald op 12 april 2007. 2.1.3 Bij brief van 29 maart 2007 stuurt verzoeker zijn akte voor het indienen van conclusie van antwoord en voorwaardelijke eis in reconventie naar de rechter. Deze akte wordt bij brief van 4 april 2007 aan verzoeker geretourneerd, hetgeen in strijd is met het rolreglement. 2.1.4 Bij voormelde akte van 11 maart 2007 heeft verzoeker de rechter tevens verzocht haar naam en die van de griffier op te geven. Eerst na herhaling van dit verzoek bij voormelde brief van 29 maart 2007 is aan verzoeker de naam van de rechter opgegeven. 2.1.5 Door de hiervoor omschreven handelingen, welke - al dan niet door de door haar geïnstrueerde administratie - aan de rechter moeten worden toegerekend, is verzoeker door de rechter niet in de gelegenheid gesteld tot het indienen van een conclusie van antwoord, een conclusie van dupliek en een voorwaardelijke eis in reconventie. Zij heeft aan verzoeker, in vergelijking tot [naam vennootschap] B.V., niet gelijkwaardige gelegenheid gegeven aan het proces deel te nemen. Verzoeker heeft dit opgevat, althans heeft dit kunnen opvatten als een blijk van vooringenomenheid. 2.1.6 De hiervoor omschreven feiten, omstandigheden en gedragingen van de rechter leveren zwaarwegende aanwijzingen op dat de rechter tegen verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans hebben deze bij verzoeker de schijn opgewekt dan wel kunnen doen opwekken dat de rechter niet onpartijdig is. 2.2 De rechter heeft niet in de wraking berust. De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. 3. De beoordeling 3.1 Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. 3.2 De stelling van verzoeker dat hij niet in de gelegenheid is gesteld te antwoorden op de door [naam vennootschap] B.V. tegen hem ingestelde civielrechtelijke vordering is niet juist. De brief van verzoeker van 7 november 2006 is door de rechter aangemerkt als antwoord op de vordering. De rechter heeft die brief ook aldus kunnen aanmerken, in het bijzonder omdat in die brief inhoudelijk op die vordering wordt ingegaan, terwijl in die brief niet om uitstel wordt verzocht en een dergelijk verzoek daaruit ook niet kan worden afgeleid. De omstandigheid dat verzoeker op dat moment - zoals hij in de brief ook liet weten - ziek was, maakt dat niet anders. 3.3 Op zichzelf is juist dat de rechter aan verzoeker op de rolzitting van 15 maart 2007 geen uitstel heeft verleend voor het nemen van een conclusie van dupliek, alhoewel om dat uitstel door verzoeker tijdig schriftelijk was gevraagd. De rechter heeft evenwel meegedeeld dat zij tijdens die rolzitting het verzoek om uitstel niet onmiddellijk als zodanig heeft onderkend en dat zij bij gelegenheid van de nadere bestudering van de stukken alsnog tot de conclusie is gekomen dat een verzoek om uitstel was gedaan. De rechter heeft meegedeeld dat zij verzoeker alsnog in de gelegenheid zal stellen een conclusie van dupliek te nemen. 3.4 Gegeven het vorenstaande valt aan de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Evenmin leveren de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koesteren - objectief - gerechtvaardigd is. 3.5 De wraking is ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen. 4. De beslissing wijst af het verzoek tot wraking van [de rechter]. Deze beslissing is gegeven op 25 mei 2007 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. A.G. Scheele-Mülder en mr. M.C. van der Kolk, rechters. Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier. Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door de oudste rechter en de griffier ondertekend.